woensdag 27 januari 2010

Vriendschap? Sorry, vol.

In de film Charade (1963) probeert Cary Grant Audrey Hepburn te versieren, maar Audrey wimpelt hem af door te zeggen dat haar boekje met vrienden vol is en dat er geen plaats meer is (tenzij er natuurlijk iemand onverhoeds komt te overlijden - waarna enkele moorden inderdaad ruimte scheppen en Cary alsnog aan het happy end trekt).

Zij had het toen al in de gaten, maar nu is het ook wetenschappelijk vastgesteld. Onderzoekers van de universiteit van Oxford beweren dat een mens niet in staat is meer dan 150 vriendschappen te onderhouden. Het menselijk brein kan meer niet aan. (Ik kan me deze conclusie wel voorstellen. Ik heb al moeite om m'n kennissen te vriend te houden.) Sociale netwerken als Facebook en Hyves kunnen hier geen verandering in brengen. Meer dan 150 vrienden hebben is niet zinvol, sterker nog, het kan stress opleveren omdat mensen verslaafd raken en zo veel mogelijk vrienden willen maken om populair en succesvol te lijken. Om tot deze conclusie te komen moet je wel professor in de evolutionaire antropologie zijn.

Robin Dunbar - de bewuste professor - definieert een vriend als iemand om wie je geeft en met wie je minstens een keer per jaar contact hebt.
Wel, dat dunt het aantal vrienden gelijk behoorlijk uit. Behalve dat ik de term ‘om iemand geven’ een vrij vaag begrip vind, kan ik W., D., T. en P. schrappen, want die zie ik hooguit een keer in de drie jaar. En hoort M. er eigenlijk wel bij? Geef ik wel genoeg om haar om mezelf een vriend te noemen. En andersom, geeft zij überhaupt wel om mij? Je zou toch zeggen dat er een zekere wederkerigheid zou moeten bestaan en dat beide personen in kwestie het van elkaar weten dat er om elkaar wordt gegeven. Wat dat betreft verkeer ik vaak in het complete duister. Het is niet gewoon voor mijn generatie om zonder schroom tegen iemand te zeggen dat je hem of haar een leuk persoon vindt, laat staan om te melden dat je het eigenlijk wel ziet zitten om de grenzen van die vriendschap … enfin, u begrijpt waar ik heen wil. En naar iemand toe stappen en vragen of hij of zij jou eigenlijk wel aardig vindt is ook weer zoiets. Je brengt niet alleen de ander, maar ook jezelf behoorlijk in verlegenheid en in (hier spreekt een ervaringsdeskundige) netelige problemen.

Ik kwam na vijf jaar op een school lesgegeven te hebben toevallig tot de ontdekking dat een aantal collega’s mij maar een arrogante klootzak vond. En ik maar denken dat ik goed met iedereen kon opschieten. Een andere 'leuke' ervaring was dat een collega tijdens een workshop de opdracht kreeg een (1!) positieve karaktereigenschap te noemen en dat ze lange tijd met een mond vol tanden zat.

Hoe nu verder?
Misschien moet professor Dunbar maar eens een handige test ontwikkelen waarmee een doorsnee mens erachter kan komen wie zijn werkelijke vrienden zijn. Dat zou de wereld een stuk overzichtelijker maken. En ik zou al heel blij zijn met 25.

Robin Dunbar And The MagicNumber Of 150

1 opmerking:

  1. Zes heb ik altijd wel genoeg gevonden. Being an Ape of Very Small Brain.

    BeantwoordenVerwijderen