zaterdag 30 januari 2010

Achterhoek Nieuws

Na zes jaar in de Achterhoek ben ik intussen wel een beetje gewend geraakt aan het journalistieke niveau van de plaatselijke informatieblaadjes. De meest schokkende berichten variëren van een verstuikte enkel na een aanvaring met de stoeprand tot de mededeling dat je je nog kan opgeven voor de komende carnavalsoptocht. Over spel- en stijlfouten heb ik het niet eens meer, al lijkt ene Lisanne uit Dinxperlo, die nota bene een opleiding journalistiek aan het volgen is, met haar tenenkrommende column elke week opnieuw een record te willen breken. Leuk dat ze van de krant een kans krijgt, maar enige vorm van screening aan de poort of feedback gedurende de periode dat ze haar stukjes schrijft, lijkt me zinvol.
Uiteraard verplicht niemand mij die stukjes te lezen, maar sinds ik zelfstandig ondernemer ben, moet ik toch een beetje op de hoogte blijven van wat er in de streek allemaal gebeurt. En af en toe is het ook gewoon leuk om je groen en geel te ergeren.

Onderstaand bericht (en om met Sylvia Witteman te spreken: ‘Ik verzin het niet!’) stond afgelopen week in het Achterhoek Nieuws.

De Heer Jezus sprak:
Ik ben de Weg; de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.
Johannes 14:6
En de behoudenis is in niemand anders; want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mens gegeven is, waardoor wij moeten behouden worden.
Handelingen 4:12

En daaronder een telefoonnummer en een e-mailadres. Meer niet.

Dat er weinig of geen eindredactie plaatsvindt (tweemaal het woord ‘is’) verbaast me al lang niet meer, maar bij dit bericht ontgaat mij ten enenmale de achterliggende bedoeling. Is er iemand constant paraat om de uitspraken uit te leggen? Krijg je Jezus zelf aan de lijn? Moeten er zieltjes gewonnen worden? En wordt dit soort raadselachtige ingezonden mededelingen zonder meer geplaatst? Ik ben uiteraard tegen censuur, maar wel een enorm voorstander van enige zelfreflectie als het erom gaat dat je dingen met de buitenwereld wilt delen, niet alleen bij de inzender van de mededeling, maar ook bij het medium dat die mededeling naar buiten brengt, de krant zelf dus.

En hoe naar dat ook moge klinken, ik houd m’n hart vast als Lisanne uit Dinxperlo daadwerkelijk een diploma gaat behalen op de opleiding journalistiek.

woensdag 27 januari 2010

Vriendschap? Sorry, vol.

In de film Charade (1963) probeert Cary Grant Audrey Hepburn te versieren, maar Audrey wimpelt hem af door te zeggen dat haar boekje met vrienden vol is en dat er geen plaats meer is (tenzij er natuurlijk iemand onverhoeds komt te overlijden - waarna enkele moorden inderdaad ruimte scheppen en Cary alsnog aan het happy end trekt).

Zij had het toen al in de gaten, maar nu is het ook wetenschappelijk vastgesteld. Onderzoekers van de universiteit van Oxford beweren dat een mens niet in staat is meer dan 150 vriendschappen te onderhouden. Het menselijk brein kan meer niet aan. (Ik kan me deze conclusie wel voorstellen. Ik heb al moeite om m'n kennissen te vriend te houden.) Sociale netwerken als Facebook en Hyves kunnen hier geen verandering in brengen. Meer dan 150 vrienden hebben is niet zinvol, sterker nog, het kan stress opleveren omdat mensen verslaafd raken en zo veel mogelijk vrienden willen maken om populair en succesvol te lijken. Om tot deze conclusie te komen moet je wel professor in de evolutionaire antropologie zijn.

Robin Dunbar - de bewuste professor - definieert een vriend als iemand om wie je geeft en met wie je minstens een keer per jaar contact hebt.
Wel, dat dunt het aantal vrienden gelijk behoorlijk uit. Behalve dat ik de term ‘om iemand geven’ een vrij vaag begrip vind, kan ik W., D., T. en P. schrappen, want die zie ik hooguit een keer in de drie jaar. En hoort M. er eigenlijk wel bij? Geef ik wel genoeg om haar om mezelf een vriend te noemen. En andersom, geeft zij überhaupt wel om mij? Je zou toch zeggen dat er een zekere wederkerigheid zou moeten bestaan en dat beide personen in kwestie het van elkaar weten dat er om elkaar wordt gegeven. Wat dat betreft verkeer ik vaak in het complete duister. Het is niet gewoon voor mijn generatie om zonder schroom tegen iemand te zeggen dat je hem of haar een leuk persoon vindt, laat staan om te melden dat je het eigenlijk wel ziet zitten om de grenzen van die vriendschap … enfin, u begrijpt waar ik heen wil. En naar iemand toe stappen en vragen of hij of zij jou eigenlijk wel aardig vindt is ook weer zoiets. Je brengt niet alleen de ander, maar ook jezelf behoorlijk in verlegenheid en in (hier spreekt een ervaringsdeskundige) netelige problemen.

Ik kwam na vijf jaar op een school lesgegeven te hebben toevallig tot de ontdekking dat een aantal collega’s mij maar een arrogante klootzak vond. En ik maar denken dat ik goed met iedereen kon opschieten. Een andere 'leuke' ervaring was dat een collega tijdens een workshop de opdracht kreeg een (1!) positieve karaktereigenschap te noemen en dat ze lange tijd met een mond vol tanden zat.

Hoe nu verder?
Misschien moet professor Dunbar maar eens een handige test ontwikkelen waarmee een doorsnee mens erachter kan komen wie zijn werkelijke vrienden zijn. Dat zou de wereld een stuk overzichtelijker maken. En ik zou al heel blij zijn met 25.

Robin Dunbar And The MagicNumber Of 150

zondag 24 januari 2010

Heimelijk kijken

Met wat ik nu ga opschrijven loop ik het risico dat ik door een groot deel van mijn vrienden- en kennissenkring hartelijk uitgelachen word. Ook is het mogelijk dat ik juist door die vrienden en kennissen in het hart word gesloten omdat ik net als zij tot het geheime-genootschap-van-LHOTP-liefhebbers behoor. In dat geval word ik wellicht bewonderd vanwege mijn moed ‘uit de kast te komen’.

Een van de aantrekkelijke aspecten van het bestaan als zzp’er is de mogelijkheid om je eigen dagindeling te maken. Vaak komt dat neer op ’s avonds en in het weekend werken - het (niet) nemen van pauzes is een van de diepste valkuilen van de alleen werkende ondernemer - maar het geeft je ook de gelegenheid om elke werkdag om 17:00 uur de televisie aan te zetten om naar een favoriet programma te kijken. Elk normaal mens is op dat moment nog aan het werk of staat in de keuken, dus mijn hoop dat ik veel medestanders vind, is niet erg groot. Maar misschien brengt dit verhaal daar verandering in.

Het televisieprogramma waar ik het over heb, is een reprise van een serie die vroeger door de EO werd uitgezonden. Toen was dat alleen al een reden om niet te kijken. Dat het nu door schreeuwlelijk SBS6 wordt gebracht is ook niet echt een pre - het programma wordt daar eerder gezien als een kapstok voor irritante reclameblokken - maar een vlammend pleidooi in de VPRO-gids van alweer een jaar of twee terug heeft ons nieuwsgierig gemaakt en sindsdien proberen we geen enkele aflevering over te slaan. (Wel moet ik toegeven dat de luxaflex dicht gaan en onze stoelen zoveel mogelijk uit zicht staan.)

Het is inderdaad zo, dat de serie een hoog EO-gehalte heeft, maar blijkbaar kunnen we ons daar nu wel overheen zetten. Godsdienst is in de tijd waarin de serie speelt, gewoon een dagelijks onderdeel van het leven. En behalve de humor, het mooie acteren en de veelzijdigheid van de verhalen is het ruwe bestaan van de 19e eeuw de kracht van Little House On The Prairie (want daar heb ik het over - hè hè het is eruit). Het geeft een prachtig beeld van de Amerikaanse geschiedenis in de tijd van de pioniers. En hoewel het eigenlijk een serie voor kinderen is, is geen enkel onderwerp taboe. Discriminatie van zwart, indiaans of joods, dronkenschap, kindermishandeling, verliefdheid, onderwijs, rednecks, ouwe vrijsters, vrouwenrechten, verkrachting, armoede, ziekte, gehandicapt zijn, de dood, je kan het zo zot niet verzinnen of Laura Ingalls Wilder (het zijn haar verhalen) heeft er over geschreven. Daarnaast: de opkomst van de telefoon, de spoorwegen, de goudmijnen, eigenlijk is dit het Amerikaanse cultuurgoed in een notendop.

Natuurlijk zijn sommige karakters dik aangezet en uitvergroot: Harriet Oleson als de zwart-witte bemoeizieke, arrogante en intens domme roddelaarster, haar zoontje Willie, die altijd overal de schuld van krijgt (en heeft) en die altijd in de hoek moet staan, maar ook vader Charles Ingalls die altijd voor alles een oplossing heeft of in ieder geval de juiste woorden weet te vinden. Bij de eerste aanblik van een nieuw karakter in de serie weet je al of het personage een ‘good’ of ‘bad guy’ is. De afleveringen hebben ook allemaal wel een soort happy end, voor zover dat mogelijk is met een blind geworden dochter, een mislukte oogst of een gestorven huisdier.

Alle personen in de serie beginnen jong, de hoofdpersoon Laura ('half pint') is zes, en aan het eind van de negen seizoenen is iedereen minstens vijftien jaar ouder, Laura is getrouwd, heeft zelf een kind en is onderwijzeres. Het is de Trumanshow, maar dan echt, 204 afleveringen lang.

Enfin, nu weten jullie het allemaal. Als jullie me de volgende keer dat jullie me zien, niet meer aankijken of uitlachen, weet ik hoe het komt. Tegen de anderen zou ik willen zeggen, welkom bij de club.
www.seriejunkies.nl

zaterdag 23 januari 2010

De Taal der Wetenschap


Altijd leuk om de wetenschappelijke artikelen in de zaterdagkrant te lezen. Het is soms eigenlijk niet zo van belang of je er iets van begrijpt. Het feit dat er wetenschappers zijn die zich elke dag bezighouden met de meest uiteenlopende onderwerpen is op zich al een hele geruststelling. (We proberen blijkbaar met z'n allen de wereld nog steeds te verbeteren, al is soms de vraag gerechtvaardigd of die nieuwe vindingen ook altijd daadwerkelijk een verbetering zijn.)

Zo is er voor mensen die te weinig orde in hun leven hebben de tip om een complottheorie te verzinnen. Maakt niet uit wat voor een complot het is, als je maar iemand de schuld kunt geven. De angst dat ‘de Russen zouden komen’ was de favoriete theorie van mijn goede oude vader. J.F. Kennedy zou vermoord zijn door de CIA, maar ook door de KGB, door de maffia, maar ook vast wel door Joe DiMaggio (van Marilyn Monroe, u weet wel), en misschien zat good old Joe inderdaad zelf bij de maffia, wie zal het zeggen. En de q-koorts is verspreid door buitenaardse wezens, die vaste voornemens hebben om de aarde te veroveren. Voor de zekerheid hebben die ook de hand gehad in het faillissement van Lehman en consorten.

Nog een interessant stukje. Even uit zijn verband gerukt, maar wel tekenend voor de taalrijkheid van de wetenschap:
(…)‘Er vindt dus geen ‘meiotische recombinatie’ plaats, een proces dat bij andere chromosomen mutaties corrigeert. Doordat Y integraal wordt doorgegeven aan de volgende generatie, kan een gunstige mutatie in MSY zich in de evolutie heel snel verspreiden, terwijl de rest van het dna daarop meelift. En dan is er nog ‘ectopische recombinatie’ in MSY, foutjes die leiden tot structuurwijzigingen van het chromosoom, in de vorm van duplicaties, inversies en deleties van stukjes dna.
De interessantste hypothese voor de dynamiek op Y is echter het verschil in paargedrag bij mens en chimpansee: de mate van ‘spermacompetitie’. ‘Als getrouwde man hoef je doorgaans niet bang te zijn dat je buurman beter sperma heeft. In een groep chimpansees is dat anders’, (…)’

En dat staat gewoon in de krant! Voor iedereen zomaar te lezen!

Tot slot nog een paar mooie koppen:
Synthetische bacterie knippert groepsgewijs. De klok tikt anders in hemelstenen. Nare stemmen zitten vooral rechts. De grutto verschiet van kleur.

Je reinste poëzie.

zondag 17 januari 2010

Pasjes

Het Volkskrantmagazine heeft een wekelijkse rubriek ‘mijn foto’. Lezers van de krant kunnen een foto insturen over een bepaald al dan niet actueel thema. Van de meest opvallende foto’s wordt een veelkleurige compilatie gemaakt. Een leuke formule, die gezien het aantal inzendingen elke week weer een succes is. Niet zo lang geleden was de inhoud van de portemonnee het thema.

Het gezegde ‘Laat mij uw boekenkast zien en ik weet wie u bent’, gaat ook op voor de met digitale pasjes gevulde portemonnee. Dat een mens niet veel (meer) voorstelt zonder z’n geld- en pasjesbuidel werd mij gisteren pijnlijk duidelijk.
Onderweg naar Leiden wilde ik gaan tanken en kwam tot de ontdekking dat ik m’n portemonnee verloren was. Het kan ook zijn dat die gerold is, maar mijn gangen één voor één nagaand, kwam ik tot de conclusie dat hij bij het inladen van wat boodschappen in de sneeuw moet zijn gevallen. Uiteraard sloeg even de paniek toe. Zou ik Leiden nog wel halen, haalde ik Ruurlo nog wel, als ik nu zou teruggaan. Tanken zat er in ieder geval op dat moment niet in. Ik besloot de gok te wagen en door te rijden. Het beoogde middagprogramma zou in ieder geval komen te vervallen. Mijn eerste opdracht was om zo snel mogelijk weer wat cash zien te krijgen. Een bank beroven was geen optie, dus vestigde ik mijn hoop op mijn ouders die altijd wel goed zijn voor een tientje of wat. (’s Avonds zou ik naar een verjaardag van een lang niet geziene vriend gaan. Het staat behoorlijk bezopen om daar aan te komen met ‘Hallo, tijd niet gezien, kan je me zes tientjes lenen, anders kom ik niet thuis.’ Dat staat een succesvolle hernieuwing van de vriendschap behoorlijk in de weg.)

Mijn ouders waren gelukkig thuis - die zijn altijd thuis, want die kunnen geen kant meer op - en er bleek inderdaad ook wat cash geld in huis te zijn. Uiteraard even contact opgenomen met het thuisfront en telefoontjes gepleegd om de pinpassen te blokkeren. Pas dan dringt de volle waarheid tot je door. Als de portemonnee niet wordt teruggebracht, moet je helemaal opnieuw beginnen met je leven! Wat er niet allemaal aan documentatie inzit. Oké, je bent waarschijnlijk wat geld kwijt en misschien ook je chiptegoed. Daar valt nog overheen te komen. Pinpassen: moeten twee nieuwe komen, kost €15. Het geplande museumbezoek kwam op losse schroeven te staan: geen museumkaart meer. Tennispas, foetsie. Makrokaart: nieuwe aanvragen. Zorgpas, niet handig als je die niet hebt. Gall & Gall kaart. Jammer, dan. Schuurmanpas. Gebruikte ik eigenlijk nooit. Donorregistratiekaart. Heb ik die eigenlijk wel? Pas voor het Office Center. Lastig. Bonnetjes voor de belasting. Shit: de golfballenstrippenkaart. Een paar visitekaartjes van personen uit je netwerk. Ook een manier om te ontvrienden. Ai, die portemonnee zelf was ook nog geen drie weken oud. En dan waarschijnlijk nog wat zaken die ik pas in de loop van de komende weken zal missen.
Eigenlijk dus best wel een beetje een strop.

Gelukkig eindigde de dag goed. Het weerzien met mensen uit het verleden had ik niet willen missen. Sterker nog, ik heb zo’n beetje de hele avond zitten kletsen met iemand die ik niet had verwacht en die ik eigenlijk ook helemaal niet zo goed kende. Mijn oude vrienden zijn er een beetje bekaaid afgekomen, maar dat ga ik een volgende keer proberen goed te maken (tenzij ik weer een leuke oude niet-bekende tegenkom).

zondag 10 januari 2010

Verzamelen

Mijn vader heeft zo’n beetje zijn hele leven postzegels verzameld. Totdat hij een aantal jaren geleden ineens zijn gehele verzameling verkocht. Uiteraard tegen een fractie van de cataloguswaarde, maar dat weet je als je er aan begint. Hij heeft er blijkbaar een hoop plezier aan beleefd. Als we aan onze moeder vroegen, waar papa was, kregen we regelmatig als antwoord, dat hij ´met zijn postzegels aan het spelen was.´ Het moge duidelijk zijn dat de aantrekkingskracht van het verzamelen volledig aan mijn moeder voorbij is gegaan.
Hij verzamelde Nederland plus koloniën, maar wilde daarnaast ook iets speciaals. Dus besloot hij zich ook te gaan specialiseren in zegels van het Vaticaan. Typisch m’n vader, religie moet een rol spelen, zelfs in zoiets werelds als het verzamelen van postzegels.

Als schooljongen heb ik een paar jaar geprobeerd mee te gaan in zijn hobby en toen ik pas voor de klas stond, heb ik in het kader van het opleuken van de geschiedenisles nog een poging gewaagd om een verzameling op te bouwen. Blijkbaar ben ik niet in de wieg gelegd voor het betere verzamelwerk, want iedere keer droogde de inspiratie weer op en verpieterde de collectie, tot het moment dat ik de voor verzamelaars totaal oninteressante postzegels maar op brieven ging plakken of weggaf aan een enthousiaste leerling.

Er gaat in de wereld van collectioneurs een hoop moois schuil. Je hoeft de startpagina voor verzamelaars maar op te slaan om in deze wondere wereld toe te treden. Kinderverzamelingen zoals suikerzakjes, autospeldjes, pokemonkaarten komen niet eens op deze webpagina voor. Hier hebben we het over het betere werk: punaises, heilige beelden (ze bedoelen waarschijnlijk heiligenbeelden, maar een kniesoor die daar op let), kookwekkers, EHBO-parafernalia, puntenslijpers, aanstekers. Zo op het eerste gezicht lijkt het alsof hier alleen maar over verknipte geesten gaat, maar laat ik de punaiseverzamelaar of de pijpelogische kring Nederland toch maar het voordeel van de twijfel gunnen, want wie weet zit er wel een enorm fascinerend verhaal achter hun hobby. Iedere gek gun je immers zijn gebrek.

Een van mijn zwagers verzamelt ook: verzamelingen. Ik ben lang niet op de hoogte van al zijn projecten, maar ik weet dat hij o.a strips en ingewikkelde puzzels verzamelt, maar ook zoveel mogelijk mensen met dezelfde achternaam als die van hemzelf en archieven van alles wat hij heeft meegemaakt. Hij kan er vast mooi over vertellen.
Ikzelf heb alle boeken van Kees van Kooten en van Tim Krabbé, en ik zou graag alle afleveringen van alle seizoenen van Ally McBeal willen hebben (over gekken met gebreken gesproken), maar die kun je gewoon kopen, dus dat is geen kunst.

Citaten verzamelen lijkt me een leuke hobby. Om een aan tafel vastgelopen gesprek weer los te trekken: ‘Er zijn mensen die een bibliotheek hebben zoals eunuchen een harem.’ ‘Leven is herinneringen verzamelen voor later, om ze dan echt te beleven.’ Afval is makkelijk te produceren, moeilijk te verzamelen en onmogelijk om kwijt te raken.’

Voor wie dit een leuk onderwerp vindt en nog meer wil lezen.

woensdag 6 januari 2010

Een geheugen als een olifant

Een mooi ding, het geheugen. Zo werd G. vanochtend wakker met de letterlijke tekst van een eeuwenoud liedje van Boudewijn de Groot. Ze had haar ogen nog niet open of ze begon te declameren. Het zat haar dwars dat er nog twee, drie regels ontbraken en ze heeft niet gerust voordat ook die kwamen bovendrijven.

Ik heb haar vaak een beetje geplaagd met dat griezelig fenomenale geheugen voor liedteksten, maar eigenlijk ben ik stinkend jaloers. Toen de top 2000 aanstond zong ze alle liedjes gewoon woordelijk mee, of ze nu uit de jaren zestig, zeventig, tachtig of negentig stamden; alleen liedjes van de eenentwintigste eeuw ontbreken een beetje in haar repertoire. En dan zingt ze niet alleen Engelstalige liedjes mee, maar ook Franse, Italiaanse en Spaanse. Dalida: Gigi l’amoroso. Geen probleem. Gilbert Becaud, Frida Boccara, noem die Zuid-Europeanen allemaal maar op, ze balkt (nee, dat is niet het juiste woord, want ze zingt ook nog eens loepzuiver) alles gewoon mee. Ook als ze met haar Bachkoor een nieuw stuk instudeert, kent ze de tekst binnen een mum van tijd. Als je eens een concert meemaakt, dan is ze te herkennen aan het feit dat ze als enige de zaal inkijkt tijdens het zingen. En als klap op de vuurpijl heeft ze een perfecte uitspraak en weet ze ook nog eens wát ze zingt. De meeste mensen broddelen maar wat voor zich uit.

Er zijn heel wat sites volgeschreven met allerlei mondegreens (ze kwam binnen zonder klompen i.p.v. kloppen, laten we dansen, mijn biefstuk i.p.v. mijn liefste, all my luggage, I will send to you), spreekmoorden en verzegdes. Ooit hebben we een keer de Dreigroschenoper met koor en orkest uitgevoerd. De partituur was handgeschreven en inderdaad wat moeilijk te lezen. Een van de koorzangers zong consequent ‘boter - boter - boter’ in plaats van ‘toter - toter - toter’. Dan ben je lekker bezig. Er zijn vast nog een heleboel andere mooie voorbeelden te geven van dit soort taalverkrachtingen. Ik hou me aanbevolen voor originele inzendingen.

Gek genoeg kan G. niet onthouden welke kaarten eruit zijn als er een potje wordt geklaverjast. En dat kan ik nu weer wel. Lastig, want je maakt geen vrienden als je feilloos kunt vertellen waar een tegenspeler verzaakt heeft, maar wel handig als je voor het grote geld gaat. Misschien moet ik G. maar eens een keer op de kermis zetten en haar liedjesgeheugen gaan verzilveren.

Ter lering ende vermaak: www.onzetaal.nl en verder.

maandag 4 januari 2010

De hemelgeit

De hemelgeit zingt met z’n staart. Het is maar dat je het weet. Het lijkt zo uit een Russisch codeontcijferboekje geplukt, maar het is, als je de context erbij bekijkt, wel degelijk begrijpelijk Nederlands. De context is de top 100 van Nederlandse zangvogels, georganiseerd door het onvolprezen radioprogramma ‘Vroege Vogels’. De merel heeft gewonnen en de waterhoen is de hekkensluiter van de lijst.

Inderdaad heeft het geluid van deze Gallinula Chloropus meer weg van een van de vele irritante waarschuwingssignalen die opklinken als je een fout op je computer maakt, maar sneu is het wel als de hele vogelminnende wereld vindt dat je eigenlijk beter maar je mond kunt houden. Nee, dan de merel. Deze zoetgevooisde zanger beschikt over een uitgebreid arsenaal aan geluiden. Uit volle borst fluit, kwettert, riedelt, twinkelt en babbelt hij. Veel vogels razen met een sneltreinvaart door hun liedjes heen, maar de merel neemt zijn tijd en zingt in een rustig, afgemeten tempo. De merel komt ook nog eens heel veel voor, dus je kunt hem regelmatig in de eigen achtertuin aantreffen. Echt mooi kleurig zoals de vink of de koolmees is de merel niet; vooral na een zwaar seizoen, waarin de kleintjes constant gevoerd moeten worden, zou je hem / haar geen stuiver geven. Met zingen maakt hij / zij het gebrek aan uiterlijk schoon echter ruimschoots goed. Eigenlijk is de merel een soort Susan Boyle onder de vogels.

Nu moet je een goed geoefend oor hebben om al die vogelliederen uit elkaar te houden en ook nog eens te categoriseren. En waarschijnlijk is het ook zo dat vogels die een akelig geluid voortbrengen beter herkend worden dan de virtuozen. Zo kan ik me mateloos ergeren aan het schaterlachen van eenden, vooral als ze dat ’s ochtends om 5 uur doen. Het doet me altijd denken aan het publiek bij die vreselijke ‘Lach-of-ik-schiet-voorstellingen’ van John Lanting of Jon van Eerd. Ook een aan één stuk door koerende duif kan wat mij betreft opvliegen.

Er kwamen in de uitzending van Vroege Vogels nogal wat vogelnamen voorbij die ik nog nooit van m’n leven had gehoord, dus dat maakt het er ook niet gemakkelijker op. Wat dacht je van de draaihals (82 stemmen), de matkop (120 stemmen), de snor (181), de braamsluiper (260) en de baardman (268)?
Als je het geluid van een oehoe, een hop en een roerdomp achter elkaar mixt en onderbouwt met de roffel van een grote bonte specht, krijg je trouwens een aardige hiphopdeun die bij Idols regelrecht in de prijzen zou vallen. Tekstje erover en Bob’s your uncle.

Nog even over de hemelgeit. Dat is dus de bijnaam van de watersnip. Die zingt niet, die klappert met zijn staart. Het begrip zangvogel wordt in dit geval wel erg ruim genomen, maar in de dierenwereld wordt niet gediscrimineerd.

Zelf nog oordelen? Dat kan:
vroegevogels.vara.nl/

zaterdag 2 januari 2010

Alles op z’n plaats

Ach, had ik maar niet zo’n lieve moeder gehad. Zo’n moeder, die elke dag je bed voor je opmaakt, je kleren achter je kont opruimt en zonder morren de was voor je doet. Had ik maar wat meer plichtsbesef aangeleerd gekregen, wat meer verantwoordelijkheidsgevoel en opruiminzicht. Nu is het misschien wel te laat, nu zit ik met de gebakken peren, terwijl het juist als je ouder wordt steeds noodzakelijker wordt om de zaakjes netjes op een rij te hebben. Voordat je het weet, heb je je spullen opgeborgen op plekken waar alleen degene die ooit je nalatenschap zal regelen, ze zal weten te vinden.

Na twee weken luieren heeft de administratie zich genadeloos opgehoopt, de achteloos weggelegde kranten en tijdschriften - niet eens allemaal gelezen, en dat moet toch eigenlijk wel - , de cd’s en dvd’s die allemaal nog beluisterd en bekeken moeten worden (we dachten dat daar in de kerstvakantie tijd genoeg voor zou zijn), alle vormen ze stapels die hun plek in de kast of de papierbak weer moeten krijgen. We zouden de auto nog wassen en zuigen, en dan nog de belastingdienst die na december niet alleen een kwartaal-, maar ook een jaaroverzicht moet hebben. Het e-mailbestand is hard aan uitdunnen toe en de vloer moet ook nog gedweild worden.

Tijd voor een systeem! Tijd voor goede voornemens!
Nooit je bureau achterlaten als het niet leeg is! Etiketjes! Niet uitstellen tot morgen wat je vandaag nog kunt doen! Alles heeft z’n plek! Regelmaat is de moeder van de porseleinkast! Gezelligheid kent geen tijd! Boontje komt om zijn loontje! Elke week je moeder bellen!

Mooi. Nu is het alleen nog maar een kwestie van volhouden. Eitje.

Zo moet het dus.