woensdag 24 februari 2010

Wissel

Wat zullen ze balen bij het reclamebureau dat de paginagrote advertentie ‘… feliciteert Sven met zijn tweede gouden medaille’ klaar had liggen. Niet sventastisch, niet Sven The Man, maar Sven de svlemiel. Geen goud voor Kramer, wel een loden medaille voor Gerard Kemkers, die met stip bovenaan komt te staan in de nieuw op te richten rubriek ‘black-out van de week’. Na de val van Annette en Peter Jan is de val van Gerard misschien nu ook aanstaande. Vijf jaar keihard werken met één vingerwijzing teniet gedaan. Mart Smeets mag dan laconiek stellen dat de wereld gewoon doordraait, maar voor Kramer en Kemkers stond hij echt even stil. De verkeerde wissel van Jan Bols (1971) wordt vanaf nu overvleugeld door die van Sven. Ook Hilbert van der Duim die een rondje te vroeg stopte (zie onderstaande link) en daarmee zijn wereldtitel verspeelde (1983) zal wellicht uit het collectieve geheugen verdwijnen en plaats moeten maken voor de blunder van Kemkers.

Want Kemkers is de boosdoener. Hij gaf het later zelf toe. Hij was schijnbaar zo druk bezig met schrijven dat Sven bijna drie seconden voorsprong had op Lee dat hij geen overzicht had over de wissels en de fout inging. Aanvankelijk dacht ik dat er misschien een misverstand aan het incident ten grondslag lag. Zoiets als: je gaat winnen! (Kramer verstaat ‘je moet naar binnen!) of ‘nu moet je beginnen! of (nog verwarrender) ‘de buit is binnen!’
Misschien moeten ze met elkaar afspreken dat Gerard alleen maar zinnen met aa en oe mag gebruiken. Makkelijk zat. Gaat Goeoed! Houd Moeoed! Haasten! SPOED!! Of - ook mooi - alleen maar applaudiseren zoals de coach van Sablikova.

Petje af voor de manier waarop Sven Kramer na afloop voor de camera’s reageerde. Waar iedereen verwacht had dat hij het hele stadion kort en klein zou slaan, stond hij (wel als in shock) de pers zeer ingetogen te woord, vertelde dat het zwaar kut was, maar dat iedereen fouten maakte.

Misschien moet de ISU zich maar weer eens buigen over de regels. Op verkeerd wisselen bijvoorbeeld een straf van vijf seconden geven in plaats van diskwalificeren. Hoewel Sven Kramer weer vier jaar moet wachten voordat hij zich weer Olympisch op de tien kilometer kan bewijzen, hoeft hij dat wat mij betreft niet te doen. Het is misschien een schrale troost, maar hij is en blijft gewoon de sterkste op deze afstand, daar heeft hij geen Olympische medaille voor nodig.
Laten we de ploegenachtervolging maar afwachten; daar zijn in ieder geval geen wisselproblemen mogelijk.

En het reclamebureau kan misschien zijn pijlen richten op een ‘Even Apeldoorn Bellen’-campagne met Kemkers in de hoofdrol.


http://www.sportkroniek.nl/sporthistorie1/810125_vdduim.html

zaterdag 20 februari 2010

Vijfsterrenrestaurant

Ik vind het niet zo heel erg dat aan de winter een eind begint te komen. Het is wel mooi geweest. Twee en een halve maand niet tennissen of voetballen maakt stram en lui. De decemberkilo’s zijn er nog niet af (de vraag is of dat nog gaat lukken) en het zomerbruin is verbleekt, wat ook niet bevorderlijk is voor het zelfvertrouwen. Lange dagen op de bureaustoel en, nu de hond er niet meer is, ook al geen verplichte dagelijkse wandelingen meer. Kortom, er moet weer wat gebeuren.

Wat wel jammer is, dat er met de winter waarschijnlijk ook een eind komt aan het frequent bezochte vijfsterrenrestaurant in onze achtertuin. Nog niet eerder hebben we zoveel verschillende gasten aan tafel gehad. Ik herinner me dat ik in de derde klas elk jaar in de winter een biologieles moest geven (les 4, ‘biologie in onderwerp en opdracht’) over de kramsvogel. Ik had toen ik daar voor het eerst over las, nog nooit van een kramsvogel gehoord, laat staan dat ik er ooit een gezien had. Deze winter is er op een ochtend een grote groep in de achtertuin neergestreken om zich tegoed te doen aan al de uitgestalde lekkernijen. En hoewel een kramsvogel niet de mooiste vogel van ons land is, vonden G. en ik het toch heel speciaal om ze in onze tuin hun bivak op te zien slaan (al was het maar voor een uurtje).

We werden bijna een beetje blasé van al de pimpel-, kool- en staartmezen, alle vinken, groenlingen, merels, mussen, roodborsten en duiven die elke ochtend weer terugkeerden naar de pinda’s , zaden en vetbollen, toen er vorige week ineens drie oranje vuurballetjes in een van de bomen zaten. Vanuit de verte leken het roodborstjes, maar na bestudering met de verrekijker en vergelijking met het vogelboek kwamen we tot de conclusie dat dit goudvinken moesten zijn. Wederom een primeur. Tegelijkertijd zagen we dat er alweer nestkastinspectie plaatsvond en dat de ingangen van die kasten met de snavels werden verbreed. En toen we ’s middags tijdens een wandeling door het bos ook nog eens tussen de kale takken een hevig hakkende specht ontwaarden, kon onze dag niet meer stuk.

Ach, het zijn misschien kleine dingen - de val van het kabinet is een stuk belangwekkender - maar dit soort belevenissen geven de dag kleur, en dat is na zoveel grijs en wit een welkome afwisseling.

zondag 14 februari 2010

Vloeken

Het laat zich gemakkelijk raden hoe hij gereageerd zou hebben als hem op het laatste moment de Olympische titel op de 5000 meter zou zijn ontfutseld. We hebben waarschijnlijk allemaal nog een hevig vloekende, schaatsen smijtende Kramer op ons netvlies, toen Fabris hem zo’n drie jaar terug zijn wereldrecord afsnoepte (dat Sven overigens na zes dagen weer op heroïsche wijze terugpakte). Want zo stoïcijns als hij zijn interviews geeft na de zoveelste overwinning, zo woedend is hij als hij iets wat hem toekomt, niet krijgt. En dan zou de ergste vloek niet toereikend geweest zijn.
Het idee van een verliezende Kramer, in combinatie met een mail die ik vanochtend kreeg, heeft mij doen googelen op het zoekwoord ‘vloeken’. Het leverde een paar aardige artikelen op, die weliswaar niet erg recent zijn, maar toch nog wel enige amusementswaarde hebben.

Eerst de e-mail van vanochtend. Die had als titel ‘when it’s ok to use the F word’ en was vergezeld door een aantal foto’s (zie onder deze column). Bij het bekijken van die foto’s kun je je inderdaad voorstellen dat er enige krachttermen de wereld in zijn geslingerd. Ik heb, eerlijk gezegd, zelf ook wel moeite om niet in vloeken uit te barsten, als ik op de paal schiet in plaats van in de goal (meestal roep ik dan zoiets als ‘shoot’ of ‘godfried bomans’, want ik probeer mijn eigen gedrag wel steeds te in de hand te houden). Als ik echter een hete pan met eten uit mijn handen laat vallen - dan noem ik het 'uit mijn poten laat flikkeren' - zal mij een hartgrondig gvd uit de mond ontsnappen. Ook de spreekwoordelijke spijker die op zijn kop getikt wordt, met de spijker bedoel ik natuurlijk mijn duim, zal met een joekel van een vloek gepaard gaan.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat vloeken zin heeft. Ik citeer de column van Floris Blom (3-3-2008): ‘Ze zijn een uitlaatklep voor frustraties, ze leiden tot vermindering van spanningen en ze hebben een gunstig effect op de ervaren werkdruk. Ook legt de vloekende collega mogelijke conflictstof bloot. Dat kan juist verbetering van de sfeer op het werk en de samenwerking tussen collega’s tot gevolg hebben.’ Eerlijk gezegd heb ik hier mijn twijfels over.

Verder zoekend kom ik tot een aantal ‘smakelijker’ details. In het artikel ‘Vloekende mens vindt alles maar shit en fuck’ (20-2-2008) stelt Piet van Sterkenburg, hoogleraar lexicografie, dat vloeken niet meer is wat het is geweest en dat Engelse termen meer de overhand krijgen in het Nederlandse vloeken. Verder maakt de onderzoeker een onderscheid tussen Nederlanders, die elkaar vooral de kanker, de pest, aids en tering toewensen, en de Vlamingen die als het om vloeken gaat de voorkeur hebben voor genitaliën en fecaliën: krijg de schijt, kust mijn kloten.
Ook de stapelvloek ‘godverdommemiljardennondeju’, de grote broer van duizend bommen en granaten, doet het goed bij onze zuiderburen. Van Sterkenburg onthult ook nog zijn favoriete vloek: ‘Krijg een zweer aan je jongeheer’. Inderdaad zeer poëtisch.

Nu de foto’s. De mail had geen begeleidende tekst. Ook niet nodig. De beelden spreken voor zich.

vrijdag 12 februari 2010

Reclame maken

Het is de oplettende lezer van deze columns misschien opgevallen dat er sinds een paar dagen advertenties in de rechterkolom staan. De weblogaanbieder geeft me namelijk de kans om mijn blog te gelde te maken, zoals dat zo mooi heet. Google Adsense struint mijn weblogs af en zoekt vervolgens naar advertenties die op die inhoud aansluiten. We hebben hier te maken met een zelfdenkend zoekprogramma! Oppassen geblazen dus. De inkt van het stukje over snorren was nog niet droog of er stond al een advertentie voor oplossingen bij haaruitval. En mijn tirade tegen vuurwerk leverde juist een advertentie op van het grootste en goedkoopste vuurwerkbedrijf van Nederland. Mooie boel!

Gelukkig heeft het nog geen stuiver opgeleverd. Want dat staat in het contract dat ik heb moeten ‘tekenen’ (eigenlijk het aanvinken van een hokje). Ik mag zelf niet op de advertenties klikken en ik mag mijn bezoekers ook niet aansporen om dat te doen, want dat zou niet eerlijk zijn. Klinkt heel logisch en ik ben het er ook volledig mee eens. Dus: niet (!) op de advertenties klikken (tenzij u dat spontaan gedaan zou hebben als ik u niet op de mogelijkheid had gewezen).

Nu ben ik een van de vele mensen die nooit algemene voorwaarden lezen, dus ik weet niet zeker of dit ‘slapende honden wakker maken’ helemaal reglementair is. Vermoedelijk word ik toch niet rijk van deze actie. Jammer, want ik kan nog wel het een en ander gebruiken. Het aantal sokken zonder gaten wordt elke dag minder. Ik spoel mijn lenzen al een paar weken af met gewoon leidingwater. Van halfvolle ben ik op magere melk overgestapt. En de inktvlekken op m’n achterwerk zijn niet afkomstig van toiletpapier. Gelukkig worden de wekelijkse infobladen gratis verspreid.

Ik ben reuze benieuwd wat voor een advertenties bovenstaande onzin genereert. Ook de droom van afgelopen nacht, waarin ik Sandra Bullock moest uitleggen wat html-pagina’s zijn en wat het mooie is van extensies die na bestandsnamen moeten worden ingevuld (volgt u het nog?), zal vast een aardige mix van reclame opleveren. Ik moet vooral niet melden dat Sandra naast de html-cursus ook nog een andere rol vervulde, want voordat je het weet staan er links naar celebritypagina’s met veel bloot op mijn respectabel bedoelde weblog. Aan de andere kant, de kans dat daar op wordt geklikt is weer wel wat groter, dus dat kan het een en ander opleveren. Ik zie mijzelf aan het eind van de maand wel een aardig laptopje aanschaffen.

Sandra´s website

woensdag 10 februari 2010

Hun hebben een grotere als hun

Gisterenavond (9-2-2010) vond er tijdens de uitzending van De Wereld Draait Door een zeer vinnige discussie plaats tussen Helen de Hoop, hoogleraar taalkunde, en Ronald Plasterk, minister van onderwijs. Het gespreksonderwerp betrof de vraag of ‘hun hebben’ niet gewoon geaccepteerd zou moeten worden als correct Nederlands. Zoals vaak gewoon is in De Wereld Draait Door kregen de gasten nauwelijks de tijd om uit te praten, en mevrouw De Hoop werd allengs zichtbaar geïrriteerder omdat ze haar ei niet kwijt kon. Ze popelde om uit te leggen waarom ‘hun hebben’ zo populair is geworden, maar vond dat ze daar te weinig gelegenheid voor kreeg. Wanhopig handen wapperend en wenkbrauwen fronsend leek ze zowel Matthijs van Nieuwkerk als Ronald Plasterk te willen aanvliegen en een langzame wurgdood te laten sterven.

Ik ken dat gevoel van machteloosheid wel. Als mensen je niet begrijpen en niet naar je willen luisteren, terwijl je voor 100% zeker weet, dat je valide argumenten hebt, is dat tranentrekkend frustrerend. Ik had erg met haar te doen, temeer omdat ze heel erg op een goede vriendin van vroeger lijkt, maar dit terzijde.

Plasterk betoogde dat iedereen vrij is om te zeggen wat hij zegt - en daar hoort ‘hun hebben’ ook bij - maar hij vindt wel dat het gewoon fout is en dat dat ook zo moet blijven, punt uit. Er is volgens hem al voldoende onenigheid op het gebied van de Nederlandse spelling ( “ja maar, het gáát hier niet om spelling”, riep De Hoop dan weer) en nog meer verwarring zaaien is niet wenselijk. Hij was wel ontvankelijk voor het argument van mevrouw De Hoop. De taalwetenschappers hadden ontdekt dat het woord ‘hun’ altijd betrekking heeft op personen en dat het gebruik dus heel nuttig kan zijn om juist verwarring te voorkomen. Met ‘kijk hun eens’ bedoel je mensen en geen auto’s. Als ‘hun’ aan de kapstok hangen, bedoel je, hoe onrealistisch ook, mensen en niet jassen.

Ondanks het feit dat de redenering van Helen de Hoop steek houdt, neig ik toch meer naar de mening van Ronald Plasterk. Taalvervuiling is natuurlijk een zeer abstract begrip, maar ik denk dat het verder gaat. Je zou zelfs van een soort principekwestie kunnen spreken. ‘Als de meerderheid het doet, zal het wel goed zijn en moet het dus toegelaten worden’, dat dooddoenerige idee. Iedereen rijdt 140 km, dus laten we de snelheidsregels maar aanpassen. Iedereen rijdt met z’n fiets door rood licht heen, dus laten we dat ook maar oogluikend toestaan. Steeds meer mensen schrijven ‘het gebeurd’ in plaats van ‘het gebeurt’, dus waarom zou je dat nog fout rekenen?

Er zitten uiteraard nog meer onvoorziene adders onder het gras. Als ‘hun hebben’ correct Nederlands is, zal ‘hun heeft ‘ binnen de kortste keren ook bestaansrecht hebben. Dan volgt hun hebt, hun hadt en hun haft. Hoe lang duurt het dan nog voordat ‘hen lopen’ zijn intrede doet? Ik word al duizelig als ik eraan denk. Steeds minder mensen gebruiken interpunctie en hoofdletters. Ook maar toestaan, ook al snap je geen barst meer van wat er geschreven wordt? En wat dacht je van al die spellingscorrectieprogramma’s die aangepast moeten worden?

Nee, gewoon kort door de bocht en resoluut, Ronald, helemaal mee eens. Over our dead bodies. Wat mij betreft is het gewoon lelijk, en aan lelijkheid wil ik niet wennen.

DWDD: Het gesprek tussen Helen de Hoop en Ronald Plasterk

zondag 7 februari 2010

Columns schrijven

Een paar columns geleden schreef ik over het belabberde journalistieke niveau van de plaatselijke weekbladen, waarin iedereen zonder onderscheid des persoons zijn of haar zegje mag doen over uiteenlopende onderwerpen als massage voor cavia’s, telefoongesprekken met God of het toneelstuk ‘Opsluut’n den gek!'
Gelukkig is het niet overal kommer en kwel en bestaan er voldoende schrijvers die wel weten aan welke eisen een column moet voldoen. En ook al heeft iedere columnschrijver (m/v) zijn (m/v) eigen stijl en onderwerpkeuze, er bestaan ook veel overeenkomsten tussen die columnisten.

Het is grappig om te zien dat de drie auteurs van het Volkskrant Magazine ondanks de totaal andere invalshoek min of meer dezelfde stijl hanteren. Alle drie (Sylvia Witteman, Wim de Jong, Hanna Bervoets) werpen een licht op hun absurde leven. Sylvia Witteman verhaalt wekelijks over het rariteitenkabinet dat Amerika heet. De megagrote porties voedsel, de ‘sue’-mentaliteit, de schijnheiligheid en het zwart-wit denken. Wim de Jong heeft het steevast over de midlifecrisis bij mannen, het verlies van libido, en beginnende kaalheid en rimpelvorming (eigenlijk meer onderwerpen voor vrouwen, zou je bijna zeggen). Hanna Bervoets - duidelijk de jongste van de drie - heeft de moderne tijd met al haar gadgets, new-waveverschijnselen en de problematiek van de vrijgevochten, zelfstandige, wereldse jonge vrouw als hoofdonderwerp. Het taalgebruik is beeldend, bijvoeglijke naamwoorden worden niet geschuwd, tussenzinnen en vergelijkingen geven extra diepte aan de teksten. Daarbij bestaan de columns altijd uit een kop, een lijf en een staart, maar dat zijn sowieso basale voorwaarden voor een goede tekst.

Ook sommige door de auteur zelf voorgelezen columns op radio 1 zijn pareltjes. André Manuel (De Andere Wereld, zondagochtend, 7:55 uur) bespreekt elke week uitwassen in de samenleving, de politiek en de religie, en maakt vlijmscherp en genadeloos de grond gelijk met zakkenvullers, haatzaaiers en pseudopolitici. Zijn voordracht - zijn stemgeluid is een mix van het accent van Herman Finkers, de droogkloterigheid van Midas Dekkers en de somberheid van Hans Dorrestijn - draagt uiteraard bij aan de kwaliteit van de column, maar de inhoud zelf is natuurlijk van groter belang.
Een fragment van deze week, ‘Witwassen in onschuld’: “In de Verenigde Staten is er de afgelopen maanden zoveel geld gestoken in het overeind houden van volstrekt malafide banken dat we daar makkelijk heel Haïti mee naar een stabielere omgeving hadden kunnen verhuizen. En in Londen pissen de meeste bankiers inmiddels alweer in diamanten toiletpotten en staan er in plaats van twee nu al drie Afrikanen klaar om ze te helpen met het afschudden van de laatste druppeltjes.”

Over Hans Dorrestijn gesproken. Ik heb een van zijn boeken met DPA-nieuws weer eens tevoorschijn gehaald. Voor wie het niet meer weet, DPA staat voor Dorrestijns Pers Agentschap. En ook al lees je de berichten voor de zoveelste maal, ze blijven hilarisch:
“DELFT - Het TNO heeft na enkele jaren van proefnemingen een oplossing gevonden voor zowel het melk- als het aardappeloverschot. Eind deze maand verschijnen de eerste milkshakes met aardappelsmaak. Er is een keuze tussen Bintjes, Rode Pipo’s, Bevelanders, Eigenheimers en Malta’s. Volgens ir. Kwijler van TNO zijn de milkshakes zeer voedzaam en bespaart het de huisvrouw ’s ochtends pap maken en ’s avonds aardappelschillen. De aardappelmilkshake wordt al beschouwd als het belangrijkste middel om het huishouden te ontlasten na de Kruimeldief.
(...)
Nog zo’n bericht maar dan anders. In Verwederveen (Kobbere) is een Vrouwenfanfare opgericht die als eerste in Europa gebruik zal maken van droogtrommels.”

Zo zie je maar, een goede column hoeft niet eens zo lang te zijn.

Misschien moet Lisanne uit Dinxperlo (zie 30 januari) een keer een goed boek of een kwaliteitskrant gaan lezen. Toch eens aan goede vriend R. , journalist en tekstschrijver, vragen of de opleiding journalistiek überhaupt een specialisatie columnschrijven heeft.

De Andere Wereld

vrijdag 5 februari 2010

Snorren

De mannelijke tak van mijn familie is nooit gezegend geweest met een weelderige baard- en snorgroei. Ook mannen met six-packs komen voor zover ik weet nauwelijks voor in de vaderlijke lijn. Gelukkig maar dat ik nooit de ambitie heb gehad om brandweerman te worden. Toch heb ik het in mijn jeugd altijd als een tekortkoming gezien, dat ik niet binnen pakweg twee, drie dagen een mooie volle snor heb kunnen kweken. Ik heb me heel lang afgevraagd hoe ik er uit zou zien met zo’n borstel onder m’n neus en wat voor een effect dat zou hebben gehad op de vrouw naar wie ik verlangde (wat in die tijd overigens per week kon verschillen).

Nu vervloek ik het feit dat ik me eigenlijk elke dag zou moeten scheren om er een beetje representatief uit te zien. In de praktijk komt het er dan ook op neer, dat ik me alleen scheer als ik m’n oudste zus moet zoenen, als ik een onbekende klant moet bezoeken of als ik vanwege de armoedige, stoppelige uitstraling een hekel aan mezelf begin te krijgen (meestal na een dag of drie, vier).

De snor blijft, ondanks dat ik geen deel uitmaak van de snordragende populatie, een interessant fenomeen, vooral als je in Turkije woont. De snor is in die cultuur een teken van kracht. En dat niet alleen: de vorm en grootte van de snor is ook bepalend voor je politieke voorkeur (of eigenlijk is het andersom: je politieke voorkeur bepaalt je snor): hangsnor: rechts, Stalinsnor: links. Vermoedelijk is het niet hebben van een snor dan balkenendisch: niet weten wat je bent. Je hebt in Turkije ook nog de religieuze snor: ‘een keurig getrimde bescheiden streep haar, die de bovenlip zichtbaar laat’. (Arjen van der Ziel, De Volkskrant , 1-2-2010).
Mannelijke beharing is ook een onderwerp bij Olaf Tempelman (De Volkskrant, 5-2-2010). Hij beklaagt zich over het feit dat het oerdegelijke verhaal dat kale mannen - Olaf schijnt zelf kaal te zijn - virieler zijn dan mannen met haar, naar het rijk der fabelen is verwezen. (Wel kunnen mannen beter tegen alcohol dan vrouwen (‘Na drie martini’s onder de tafel, na vier onder de gastheer’), maar dat is een feit dat in dit verband weinig toevoegt aan de pointe van dit betoog.)

Een en ander zette mij aan tot actie. Al snuffelend in de Google-afbeeldingen kwam ik bij de snorrenafdeling van de feestartikelenwinkel terecht. En wat blijkt? De onderverdeling gaat nog verder. Geen politieke indeling, maar meer in de richting van karaktertypering. Zo bestaat er de ‘smarty’ snor (zwart en blond), de ‘rogue’ en de ‘scoundrel’ snor, de ‘casanova’, de ‘partyboy’ en - last but not least - de ‘bandit’. Na ampele bestudering van die collectie heb ik besloten de rest van mijn leven toch maar snorloos te slijten.

Rest de vraag wat snorren bij vrouwen uitstralen. Ligt niet de religie maar de zwaarbehaardheid van Turkse vrouwen misschien ten grondslag aan het gebruik van de boerka?