vrijdag 3 december 2010

De vuige vijand, deel 6

Omdat een hospitaal tot op heden altijd een ver-van-mijn-bedshow voor mij is geweest, heb ik ook nooit echt stilgestaan bij het beroep (zeg maar roeping) van verpleegster of arts. Een ziekenhuis is niet bepaald een plek waar de mens zich op zijn voordeligst kan tonen. Op mijn afdeling lagen eigenlijk alleen maar breek- en kwetsbare, zieke, zwakke en misselijke, dikke of juist sterk vermagerde, stinkende en lelijke mensen. Dan is het een hele prestatie dat het verplegend personeel elke keer bij binnenkomst de gehele kamer joviaal begroet, zonder in larmoyant medelijden te vervallen iedereen een hart onder de riem weet te steken, zonder afgrijzen bloederige en pussige verbanden verwisselt, katheters verwijdert of onwillige obesitaspatiĆ«nten vriendelijk en geduldig (hoewel inwendig waarschijnlijk kokend) ‘de les leest’.

Het is ook wonderlijk wat een psychologisch effect zo'n ziekenhuisverblijf heeft op een mens. Nu heb ik zelf maar drie dagen, (waarvan twee enigszins bij bewustzijn) ‘op zaal’ gelegen, maar zelfs dan al treedt er een zekere mate van het Stockholmsyndroom (het verschijnsel dat de gegijzelde sympathie voor de gijzelnemer krijgt) in werking. De man naast me heeft mijn hele verblijf nauwelijks een woord met me gewisseld, maar toch voel ik een soort band met hem. De dag van mijn vertrek heb ik hem zijn eerste zelfstandige oefeningen met een looprek (zijn rechteronderbeen is afgezet) zien doen en feliciteerde hem met zijn vooruitgang. Daarna heb ik hem even geholpen door een stoel en een kussen aan te geven, waarop hij zijn stomp te rusten kon leggen. Zowaar een intermenselijk moment.

Ik heb vele verpleegsters aan mijn bed gehad die allerlei medische handelingen met mij verrichtten. En hoewel er voldoende meiden tussen zaten die totaal mijn type niet waren, was ik binnen no time op allemaal verliefd. De lieve schommel Suzanne, die teder maar vakkundig zonder omhalen de katheter uit mijn verschrompelde penis haalde, de jonge ogenschijnlijk wat onervaren Marieke die me de eerste dag zonder ongeduldig te worden iedere keer weer bekertjes water aangaf, de avonddienstzuster, die ‘s ochtends zwarte piet had gespeeld en door de schminck wat huidschade had opgelopen, de nachtzuster die me de eerste nacht drie of vier keer de bloeddruk kwam meten, ik heb ze allemaal even lief … en ik zie ze waarschijnlijk nooit meer terug. (Alleen de nachtverpleger van de tweede nacht was een zwijgzame nurk(en hij had een snor, waar ik ook niet echt op val)).

Een ieder die dit leest en in het medische spectrum werkt: dank en hulde aan jullie allen. Ik neem mijn pet diep af en wens jullie allemaal een lang en heilzaam leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten