zaterdag 21 augustus 2010

Een goed boek

De cover
Als mensen in een boekhandel een mooi boek zoeken, kijken ze in eerste instantie veelal naar de omslag. Hierover zegt Grietje Braaksma van de AKO-boekenketen (12-02-2010, De Volkskrant):
‘Hoeveel naakte vrouwenruggen kan een boekinkoper verdragen’. In haar baan ziet ze duizenden covers per jaar voorbij komen. En tientallen modetrends op het gebied van boekomslagen: ingezoomd op de ogen, met vlinders, kinderen, steigers of goudvissen, en met veel, heel veel, ontblote vrouwendelen. Beschaafd bloot, dat wel. Maar zelden een vrouw compleet, vooral in het spannende genre. Een been, een rug, een arm, lippen, altijd op een zwarte omslag.

Een cover, zegt Braaksma, is heel erg belangrijk. Een cover is ook heel erg onbelangrijk.’ Einde citaat.

De titel
Over het algemeen zal een schrijver (m/v) wel enige zeggenschap over een cover hebben, maar zal hij zich toch moeten overgeven aan de kwaliteiten van de ontwerper. Ook de titel van het boek is een belangrijk facet bij het kiezen van een te kopen boek. Daar heeft een schrijver vermoedelijk meer invloed op, al zal een uitgever hem daar uit commercieel oogpunt ook wel in bij willen staan.
Het valt niet mee om een goede ladingdekkende titel voor een boek te verzinnen. In ‘Onze Taal’ heeft een mooi artikel gestaan over de ideale boektitel (no. 10- 2006). Enkele boektitels die er wat mij betreft uitspringen zijn Onder het plaveisel het moeras (A.F.Th. van der Heijden) en Honderd jaar eenzaamheid (Gabriel Garcia Marquez). Het is waarschijnlijk geen toeval dat deze boeken ook nog eens zijn geschreven door ‘grote jongens'.

Een goede titel is niet altijd een garantie voor een goed boek. Andersom geldt het evenmin. Ik ben niet wild van de titel Dorsvloer vol confetti. Het doet mij te veel denken aan de kinderboeken van Francine Oomen of Jacques Vriens, hoezeer ik die twee ook waardeer in hun vakmanschap. Ook de omslag (een portret van een mooi, blond meisje) heeft zo op het oog weinig te maken met de inhoud of de hoofdpersoon.

De beginzin
Waar een schrijver wel invloed op heeft, is de beginzin van de roman (novelle, kort verhaal, vul maar in). En aan die beginzin zie je vaak of de schrijver zijn vak verstaat, of hij het taalgevoel heeft dat de lezer aanspreekt, of hij de rijkheid van de taal volledig weet te benutten.

Een paar mooie voorbeelden:
‘Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendia denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs.’ (Honderd jaar eenzaamheid)
‘Catastrofes treden zelden in hun eentje op. Het liefst overvallen de je in groepsverband. Ze trommelen elkaar op en kondigen elkaar aan: de ene ramp is jobsbode namens de andere.’ (Vallende ouders)
‘Terwijl achter de toonbank het meisje de okkernoten met handenvol op de koperen schaal liet kletteren, deed hij, belangstelling voor het weegwerk veinzend, een pas voorwaarts, en bleef zo, licht voorovergebogen, staan in een houding van half galante opmerkzaamheid.
Nerveus lachend keek zij naar hem op.
‘Voor hersenvoedsel wordt dat misschien wat te veel,’ zei hij, met enigszins lispelende stem, ‘maak er maar anderhalf ons van, en geef me voor de rest’- nu wees hij op het geld, dat al op de toonbank lag - ‘een paar repen, bitter en vanille.’ (Ivoren wachters)
Veel meer dan op de omslag en op de boektitel zou de boekenkoper dus moeten letten op de eerste zin of alinea van een roman.

Dorsvloer vol confetti
De laatste keer dat ikzelf werd gegrepen door de eerste woorden betrof de reeds genoemde roman Dorsvloer vol confetti van Franca Treur. Een juichend ontvangen debuut. En als je de eerste alinea leest, voel je gelijk aan waarom:
’s Winters zijn de zondagen het snelst voorbij. Als de dominee om vier uur de middagdienst afsluit met de zegen voor weer een hele week, vliegen ze alle zeven naar het fietsenkot. ‘Om de poten te breken,’ zegt de vader. ‘Daar komen nog eens ongelukken van.’ Dat zegt hij altijd: ‘Daar komen nog eens ongelukken van.’ Net als: ‘Als je brokken maakt, ik betaal niks hoor.’
Het gaat erom wie het eerst thuis het klinkerpad op rijdt. De eerste noot van het uitleidend orgelspel geldt als startschot. Omwille van het fatsoen wordt de etappe van de kerkbank naar het fietsenkot nog snelwandelend genomen, maar eenmaal op de fiets zijn er geen beperkingen meer. Dan gaat het slalommend door het uitwaaierende kerkvolk, langs mannen in pak en vrouwen met vrome gedachtes, langs kleine meisjes die bang voor hun wielen opzij springen, langs opgeschoten jongens die niet te beroerd zijn om hen uit evenwicht te brengen.’

Even verder staat een zin die wat mij betreft in z’n eentje al een gedicht vormt: ‘Op het wegje waar ze aan wonen waait het altijd.’

Geen woord te veel. Elke zin lijkt op een goudschaal gewogen. Het boek staat vol met kleine pareltjes, soms lachwekkend (Schiet eens op: de dag is geen kakstoel!), soms vertederend (Katelijne aarzelt, wetend dat dit soort glimlachjes nooit gratis zijn) soms ronduit hilarisch (Ze vermoedt dat hij met zijn mond open slaapt voor het geval zijn vrouw nog met een overschotje zit).

Het is opmerkelijk dat het boek van Franca Treur dezelfde beklemmende gereformeerde vijftigerjarensfeer heeft die we kennen uit het werk van Maarten 't Hart, Jan Wolkers en Hans Warren, terwijl ze zelf pas in 1979 geboren is. Daarnaast is 'Dorsvloer vol confetti' ook herkenbaar voor haar eigen generatie: ze heeft het over uitgaan naar de disco, compact discs en meer eigentijdse verschijnselen. De twee botsende tijdbeelden maken het boek nog weer extra interessant in het rijtje van bovengenoemde schrijvers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten