zondag 2 mei 2010

Zelfstandig

Na het lezen van de column van Olaf Tempelman (‘Over mijn opa gaat het verhaal dat als mijn oma op reis was en het dienstmeisje vakantie had, een overbuurvrouw langs moest komen om zijn soep op te warmen’) ben ik eens flink bij me zelf te rade gegaan om eens op een rijtje te zetten wat ik allemaal kan. De conclusie luidt: schrikbarend weinig. De vraag dringt zich dan onherroepelijk op hoe ik me zal weten te redden als ik er ooit in m’n eentje voor kom te staan. Ik krijg dan visioenen van bedden die niet verschoond worden, omdat ik niet weet hoe de wasmachine werkt. (Het is trouwens de vraag of ik er überhaupt bij stil sta dat er kleren moeten worden gewassen.) En als ik dan toch een poging heb gewaagd, heeft al het wasgoed de kleur aangenomen van mijn rode voetbalkousen (die ik ook al geen voorbehandeling heb gegeven, zodat de modder de motor, die ik uiteraard niet zelfstandig kan repareren, heeft doen vastlopen), of zijn mijn onderbroeken door de wasdroger compleet uitgelubberd, omdat het elastiek de warmte van de droger niet verdraagt. Binnen de kortste keren zou er een grootbeeld lcd-televisie in de huiskamer staan omdat ik niet met geld kan omgaan.

Een knoop aan een overhemd zetten, vergeet het maar. Sokken stoppen, laat me niet lachen. Als jongen heb ik ooit een band geprobeerd te plakken. Na een achttal plakkers dakpansgewijs op het lek te hebben aangebracht, bleek het euvel nog steeds niet verholpen en heb ik de spreekwoordelijke pijp aan Maarten gegeven. De overbekende Ikeameubels zijn nog nooit in één keer foutloos door mij in elkaar gezet. Als ik pannenkoeken ga bakken, moet ik altijd het recept er weer bij pakken. En dat is geen garantie dat het resultaat aanvaardbaar is.

De waslijst wordt, hoe langer ik nadenk, alleen maar uitgebreider. Toen G. van de week een stoombad nodig had om haar verkoudheid een halt toe te roepen, heb ik zoveel eucalyptusextract in het water gegooid, dat ze er bijna in bleef. Ooit heb ik mijn moeder als Sinterklaassurprise een medicijnkastje cadeau gedaan (een product van de handenarbeidles, klas vier.) Het kastje was met zoveel spijkers dichtgetimmerd, dat ze het nooit open heeft gekregen. Het is bijna te gênant voor woorden, maar als student at ik regelmatig aardappels uit blik, omdat ik nooit had geleerd om aardappels te schillen.

Gelukkig zijn er ook dingen die ik wel kan. Ik kan hartstikke goed klaverjassen, spellen gaat me aardig af, ik kan jongleren met drie ballen en (zonder handen!) m’n oren bewegen. Sudoku’s hebben geen geheimen voor me.
Natuurlijk heb ik intussen een aantal núttige zaken onder de knie gekregen. Mijn vegetarische linzenpot is niet te versmaden, ik weet intussen hoe ik een stekker in elkaar moet zetten en ik poets regelmatig mijn schoenen zonder al te veel vlekken op de vloer achter te laten.
Voor de rest bluf ik me met de trouwhartige hulp van vrouw G. door het leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten